Veiligheidsregels
De te volgen regels gelden voor iedereen, zowel voor leden van de St. Jorisgilde, als voor iedereen die
de schietstanden van de St. Jorisgilde bezoekt of betreedt.
Art. 1 De wapens dienen steeds beschouwd te worden als zijnde geladen.
Art. 2 De wapens zijn steeds en altijd gericht naar doel bij manipulatie op de vuurlijn.
Art. 3 Alvorens zich te verplaatsen van de vuurlijn naar de doelen, het mechanisme openstellen
en streng controleren of er zich geen patroon meer in de kamer bevindt en het wapen
ontladen is.
Het wapen blijft aan de vuurlijn liggen met de grendel, schuif of trommel open en de loop
naar de doelen gericht en het is voor anderen verboden dit wapen aan te raken. Wapens
worden trouwens nooit aangeraakt zonder toestemming van de eigenaar.
Art. 4 Bij verplaatsing met het wapen steeds de loop naar boven richten en mechanisme open
houden.
Art. 5 Het slot, de trommel, de schuif of de grendel van het wapen is alleen dicht bij in en
uitpakken van het wapen. Bij het beëindigen van de oefening wordt het wapen ontladen
en leeg afgevuurd naar het doel. De hamer mag met de hand worden begeleid worden om
beschadiging te voorkomen.
Art. 6 Nooit een wapen zelf aan de schutter overmaken. In dit geval wordt het wapen ontladen.
en blijft het openliggen op de vuurlijn.
Art. 7 Abnormale toestanden zoals het niet naleven van de reglementen, haperingen aan wapens
dienen onmiddellijk te worden gemeld aan een raadslid of monitor.
Art. 8 Iedere schutter moet zijn/haar verbondskaart kunnen voorleggen als bewijs dat hij/zij
verzekerd is betreffende Burgerlijke Aansprakelijkheid. Bij gebrek geldt een afschrift van
een persoonlijke verzekering (bv. jacht of individuele schuttersverzekering)
Art. 9 De toegang tot de schietstand is verboden aan alle personen die geen lid zijn van de
St. Jorisgilde of er niet te gast zijn. Dit geldt tevens voor hen die jonger zijn dan 18 jaar
en niet vergezeld zijn van een raadslid.
Art. 10 Het is tevens niet toegelaten bier of andere alcoholhoudende dranken te gebruiken binnen
de schietstand. Zo is ook de toegang verboden aan personen in kennelijke staat van
dronkenschap of onder invloed van producten die een normale geestestoestand
beïnvloeden. Er wordt ook niet gerookt.
Art. 11 Iedereen die de schietstand bezoekt, noteert naam, datum en uur van aankomst en uur van
vertrek in het daartoe bestemde register.
Art. 12 Het is verboden de schietstand te betreden met wapens die niet reglementair werden
gekocht, ingeschreven of type’s van wapens waarvan het gebruik niet is toegelaten op de
schietstand.
Art. 13 Het is verboden te schieten met wapens die technisch niet in orde zijn en een gevaar voor
de schutter of derden kunnen opleveren.
Art. 15 Iedere schutter dient zich steeds te houden aan de instructies en bevelen van de raadsleden
of monitor.
Art. 16 Indien verantwoord, kan ieder persoon aanwezig op de schietstand het staken van het
vuren bevelen.
Art. 17 Indien een schutter of ander persoon een gevaarlijke toestand schept, zal hij ter
verantwoording geroepen worden door de raadsleden van de St. Jorisgilde.
Art. 18 Na iedere schietoefening zal de schutter de door hem/haar gebruikte schietbaan opruimen
en lege patronen, verpakkingen en papier oprapen en in de daartoe bestemde
verzamelkratten deponeren of meenemen naar huis.
Art. 19 Het dragen op de schietbanen van een holster of wapengordel waarin zich een pistool of
revolver bevindt, wordt alleen toegestaan wanneer specifieke oefeningen of evenementen
dit verantwoorden.
Een uitzondering wordt toegestaan voor personen die hiertoe gemachtigd zijn en leden
van een Gewapende Macht of Dienst in functie.
Art. 20 Op alle schietdisciplines, zijn de reglementen van De Federatie van toepassing.
Art. 21 Ieder geval niet voorzien in dit reglement wordt beslecht door de raadsleden van de
St. Jorisgilde.
Art. 22 Het feit lid te zijn van de Gilde, betekent de kennisname en aanvaarding van het
Veiligheidsreglement.
Wapenmanipulatie
a) Wapens dienen steeds beschouwd te worden als zijnde geladen.
Als elke schutter steeds vanuit dit standpunt vertrekt wanneer hij een wapen ter hand neemt, dan zal hij
steeds, eerst het wapen controleren, vooraleer hij andere manipulaties of handelingen met het wapen gaat
uitvoeren. Wat er kan gebeuren indien we steeds de omgekeerde veronderstelling maken (het wapen zal
wel leeg zijn ), kennen we wellicht allemaal uit de dagbladen, die regelmatig melding maken van
ongelukken met 'ongeladen wapens'. Deze ongevallen komen niet alleen voor bij beginnende schutters,
maar onbegrijpelijk ook bij schutters met jaren ervaring. Een bewijs dat vroeger niet veel aandacht werd
besteed aan het veilig opleiden van schutters. Deze ongevallen zouden in 99 % van de gevallen kunnen voorkomen zijn, indien eerst een controle was uitgevoerd.
b) Wapens moeten steeds gericht zijn naar doel bij manipulatie op de vuurlijn, ook tijdens het laden.
Er zijn drie belangrijke redenen waarom deze regel opgenomen is in het Veiligheidsreglement.
Ten eerste, dat elke schutter op het doel zou schieten in overeenstemming met zijn baan. Dus iemand die
op baan “X” staat, moet ook schieten op doel “X” en niet op het doel van de buurman.
Ten tweede, als een schutter per ongeluk, en dit gebeurt ook bij de meest ervaren wedstrijdschutters, de
trekker overhaalt van een geladen wapen, en het wapen zou niet op doel gericht zijn, dan zal er zeker
materiële schade toegebracht worden aan de schietstand (tafel, muren, plafond, ... ), en uiteraard nog veel
erger, dan kunnen omstaanders of de schutter zelf getroffen worden door het afgevuurde projectiel.
Ten derde: met doel wordt de schietschijven of kaarten bedoeld die bevestigd kunnen
worden aan de ter beschikking staande kaders. Er mag dus ook niet geschoten worden op andere
voorwerpen die zich op de schietbaan bevinden, zoals schakelaars, schijfhouders of andere zaken die
tegen de muur staan, ... .
c) Het mechanisme steeds openstellen en controleren of er zich geen patroon meer in de kamer
bevindt en het wapen ontladen is, wanneer er niet met het wapen geschoten wordt.
Wat bedoelt men met openstellen van het mechanisme en ontladen van het wapen?
Voor revolvers betekent dit, dat de trommel moet openliggen en dat er zich geen patroon in de trommel
mogen bevinden, ook geen lege hulzen.
Voor pistolen betekent dit, dat eerst de lader uit het wapen moet verwijderd zijn en de slede van het
wapen moet openstaan, zodanig dat de lege kamer van het wapen zichtbaar is.
Voor karabijnen met een grendelmechanisme moet de grendel achteruit staan ( desnoods eruit genomen
zijn) en moet eventueel de lader uit het wapen verwijderd zijn ( afhankelijk van het type wapen ).
Voor semi-automatische karabijnen moet eveneens de lader uit het wapen verwijderd zijn en moet de
slede blijven openstaan.
Sommige sledes kunnen niet blijven openstaan omdat de fabrikant daar geen voorzieningen voor
getroffen heeft. In dat geval moet de schutter een stukje hout ( wasknijper, ... ) tussen de slede stoppen
zodat deze toch openstaat. Een stukje hout wordt aangeraden omdat dit het wapen niet kan beschadigen.
Verder moet een schutter visueel controleren of de kamer van het wapen wel degelijk leeg is.
d) Wapens blijven op de vuurlijn liggen en het is voor iedereen verboden dit wapen aan te raken
zonder de toestemming van de eigenaar.
Dat men geen wapen mag aanraken zonder toestemming van de eigenaar spreekt voor zich, want dit
behoort tot de meest elementaire vorm van beleefdheid.
aar het kan voorkomen dat een schutter niet meer in staat is zijn wapen op te bergen of toestemming te
geven aan iemand om dit voor hem te doen (vb. ziekte, kwetsuur, …). Het wapen kan uiteraard niet op
de schietbaan blijven liggen, en het is dan de taak van een medeschutter om ervoor te zorgen dat het
desbetreffende wapen veilig wordt opgeborgen door hemzelf, of door iemand die hij vraagt te helpen,
indien hij/zij niet zou weten hoe het wapen op een veilige manier te ontladen en op te bergen.
e) Als men zich moet verplaatsen met een wapen, dan steeds het mechanisme openstellen en de
loop van het wapen naar boven richten.
Als het mechanisme werd opengesteld, dan kan er onmogelijk een schot afgaan, moest er zich nog een
patroon in de kamer bevinden. Indien er dan toch een schot afgaan, hoe dat dan ook gebeurd is, dan zal
de kogel eindigen in het plafond, en zal alleen materiële schade toebrengen aan de schietstand en geen
letsels of verwondingen aan schutters of omstaanders.
f) Het slot, de trommel, de schuif of de grendel van het wapen blijft alleen dicht bij het in- en
uitpakken van het wapen.
Indien men een wapen opbergt (enkel op de vuurlijn), dan mag men uiteraard (en moet men soms) het
mechanisme van het wapen sluiten. Dit sluiten moet dan uiteraard wel gebeuren als het wapen gericht is
naar de doelen. Verder mag men een droog schot lossen (ook in de richting van de doelen ), om de
spanning op de veer weg te nemen. Om schade aan de hamer of andere onderdelen te voorkomen, mag
de hamer begeleidt worden met de hand. Ook voor grendel- en semi-automatische karabijnen bestaan er
technieken om beschadiging te voorkomen.
Als men dan later opnieuw uitpakt is het mechanisme uiteraard gesloten, maar moet dan onmiddellijk
opengesteld worden bij het neerleggen op de voorziene tafels of in het wapenrek geplaatst.
g) Nooit een wapen op directe wijze overhandigen aan een medeschutter.
Laat het wapen ongeladen op de tafel aan de vuurlijn liggen en leg aan de betrokkene uit hoe hij/zij het
wapen moet laden en vastnemen ( eventueel door het eerst zelf voor te doen). Op deze wijze leert de
schutter ook sneller omgaan met het wapen. Ook voorkomt men op deze wijze:
1e schade aan het wapen, doordat men het wapen per ongeluk zou laten vallen,
2e dat er een schot zou afgaan ten gevolge van de val van het wapen (indien dit geladen zou zijn).
h) Wapens waarmee niet wordt geschoten, dienen ingepakt of in het wapenrek geplaatst te worden.
Vermits een schutter toch maar één discipline tegelijkertijd kan beoefenen, is het ook logisch dat er maar
één wapen aan de vuurlijn ligt. De wapens die men in de diezelfde schietbeurt later gaat gebruiken (en
ook diegene die men niet gaat gebruiken), laat men best opgeborgen. Ook diegenen die men niet meer
nodig heeft, bergt men best onmiddellijk op.
Als men van plan is het wapen opnieuw te gebruiken (of een vriend wil het wel eens uitproberen), dan
kan een geweer steeds in het wapenrek geplaatst worden.
i) Wapens die men vervoert moeten steeds ongeladen zijn en de munitie moet gescheiden zijn van
het wapen.Alle wapens die een schutter vervoert moeten steeds ongeladen zijn, en de bijhorende munitie moet
gescheiden opgeborgen zijn van de wapens. Dit is een paragraaf uit de wettekst en kan een schutter
ernstige problemen opleveren als hij door bevoegde instanties wordt tegengehouden en als blijkt dat hij
deze regel overtreden heeft.
Noot: Wat is de vuurlijn?
De vuurlijn is de (denkbeeldige) lijn die gelegen is van waar de schutters hun schoten afvuren, dus aan
het begin van de voorste tafels in de schietstand. Elke schutter moet ervoor zorgen dat de monding van
zijn wapen voorbij deze lijn komt.
Gedragscode’s
a) Op een schietstand heerst een rustige, serene sfeer.
Stilte op de schietstand is van uiterst belang, vermits de schietsport een sport is waarbij uiterste
concentratie gevraagd wordt. Dit betekent niet dat een schutter geen enkel woord op de schietstand mag
uiten, maar hij moet ervoor zorgen dat, indien hij iets te vertellen heeft tegen een medeschutter, hij dit
doet zonder de andere schutters te storen.
b) Abnormale toestanden, niet naleven van de reglementen, alsook haperingen aan wapens dienen
gemeld.
Indien een schutter een overtreding of een gevaarlijke situatie opmerkt, dan moet hij dat melden aan een
raadslid of monitor. Naargelang de ernst van de overtreding moet het raadslid of monitor direct actie
ondernemen (bij ernstige overtredingen), of de overtreder extra in het oog houden (daarover later meer ).
Als een raadslid of monitor een overtreding opmerkt, dan moet die dat onmiddellijk aan de overtreder
duidelijk maken. Overtredingen gebeuren immers niet altijd bewust.
Haperingen zullen verder in deze cursus behandeld worden.
c) Bier of andere alcoholische dranken mogen niet gedronken worden op de schietstand producten
die de geestestoestand van een persoon kunnen beïnvloeden, mogen eveneens niet gebruikt
worden. Verder moeten personen onder invloed van gelijk welk product, verwijderd worden van
de schietstand.
Het spreekt voor zich dat alle producten die de geestestoestand van een persoon beïnvloeden, een nadelig
effect hebben op de prestaties van de schutter ( ook van de amusementschutter). Dus zou elke schutter
a-priori moeten vermijden deze producten tot zich te nemen voor hij gaat schieten.
Welke zijn nu deze producten? Deze kunnen gaan van vrij onschuldige genotsmiddelen zoals, bieren,
alcoholische dranken en tabak, over geneesmiddelen, tot bij de soft- en hard drugs. Afhankelijk van de
soort en de hoeveelheid die een persoon tot zich genomen heeft, kan deze persoon een gevaar worden,
indien die een wapen ter hand neemt.
Het is dus uitgesloten dat zulke personen op de schietbaan toegelaten worden. Het is de taak van de
medeschutters om deze persoon te weigeren of hem te laten verwijderen van de schietstand.
d) Roken is niet toegestaan op de schietstand.
Omdat:
1e het bij wet verboden is op een sportschietstand te roken,
2e het militair reglement dit niet toelaat
3e rook de andere schutters kan hinderen,
4e er geen asbakken voorzien zijn in de schietstand,
5e roken de gezondheid schaadt.
e) Het dragen van een holster of wapengordel op de schietbaan is niet toegestaan, tenzij specifieke
oefeningen of evenementen dit verantwoorden.
Wapens mogen alleen gedragen worden in koffers of schutterstassen, zoals die in de handel verkrijgbaar
zijn. Enkel leden van een Gewapende Macht of Dienst in functie mogen hun wapen dragen.
f) Wapens mogen bezichtigd worden aan de vuurlijn. Daarbij blijven wel de regels van
Wapenmanipulatie en Gedragcodes van kracht.
Indien een schutter een nieuw wapen aan zijn medeschutters wil laten bewonderen of bezichtigen, dan
kan dit aan de vuurlijn van de schietstand. Men moet daarbij wel rekening houden met de elementaire
regels betreffende wapenmanipulatie en gedragcodes op de schietstand. Met andere woorden, men moet
het wapen controleren dat het leeg is, het mechanisme openstellen en men mag de andere schutters niet
storen. Richten met het wapen gebeurt steeds vanaf de vuurlijn en naar de doelen, alsof het geladen wapen
betrof.
g) Afwijking op schietafstanden.
Er is de mogelijkheid om op verschillende afstanden te schieten (25m – 50m – 100m). Indien een
schutter wenst op een andere afstand te schieten (vb. 10m) zal er aan de aanwezige schutters gevraagd
worden om tijdelijk het vuren te staken en te ontladen en de wapens neer te leggen, zodat de persoon in
kwestie op een andere afstand kan schieten. Zolang deze schutter niet terug is op de normale vuurlijn
zullen de andere schutters hun wapens niet manipuleren, ook niet in- en of uitpakken.
h) Zittende schiethouding.
Indien een schutter wenst zittend te schieten op 100m dient de tafel (ligplaats) vooruit geschoven te
worden zodanig dat de vuurmonding van z’n wapen ongeveer één lijn vormt met die van de collega
schutters die liggend schieten. De tafels moeten bij het sluiten van de schietstand terug op hun plaats
worden geschoven (zie markeringen).
i) Betreden en verlaten van de schietstanden.
Bij het toekomen dient de schutter het aanwezigheidsregister in te vullen met:
Datum, rijksregisternummer of adres, type wapen en kaliber en uur van aankomst
Bij het verlaten van de schietstand:
Uur van vertrek en het aantal geschoten patronen. Eventueel het invullen van het schuttersboekje.
Gelieve deze kleine moeite te doen zodanig dat de laatste man (meestal de voorzitter) geen bijkomende
administratie hoeft te doen.
j) Schiettafels 25m en 50m stand.
Indien er een laattijdige schutter de stand betreedt en er nog geen tafel staat op zijn baan zal deze laatste
tijdelijk het staken van het vuren vragen, de aanwezige schutters zullen dan hun wapen ontladen,
mechanisme openstellen en een stapje achteruit zetten, zodanig dat men veilig een tafel kan nemen en
eventueel de schietbanen kan kruisen.
Dit geld uiteraard ook bij netjes opruimen en verlaten van de schietstand.
Ook voor het opruimen van de hulzen zal de schutter zich NOOIT voor de vuurlijn begeven zonder dit te
vragen aan de medeschutters, die het schieten zullen staken en hun wapen ontladen.
Haperingen
Haperingen aan wapens dienen steeds gemeld te worden aan de medeschutters. Als een medeschutter
een hapering opmerkt, dan moet hij in de buurt van de schutter gaan staan, om eventueel te assisteren in
het verhelpen van het euvel ( indien dit mogelijk is ).
Eerst en vooral kunnen we verschillende categorieën van haperingen onderscheiden:
1e de ongevaarlijke,
2e de mogelijk gevaarlijke,
3e de gevaarlijke.
a) De categorie van de ongevaarlijke.
Hieronder vallen de typische haperingen ten gevolge van ( eenvoudig) mechanisch defect aan een
wapen, vb een gebroken slagpin. Het enige gevolg waar een dergelijk hapering kan toe leiden, is dat de
schutter niet zal kunnen oefenen (of toch totdat het defecte onderdeel gerepareerd is).
Hier schuilt wel een indirect gevaar, namelijk dat de schutter de elementaire regels van veiligheid gaat
over het hoofd zien, wat betreft de manipulatie en ontladen van het wapen.
Het beste is steeds de schutter het wapen te laten ontladen en het mechanisme desnoods openstellen of
demonteren. Controle dat de kamer van het wapen leeg is, is zeker geen overbodige luxe.
b) De categorie van de mogelijk gevaarlijke.
In deze categorie horen de haperingen thuis waarmee de schutter geen raad weet, of onvoldoende kennis
over heeft, en daardoor de verkeerde beslissing gaat nemen, wat op zijn beurt kan uitdraaien in een
(levens-) gevaarlijke situatie. Vb. ingeval van een schot dat niet tot aan het doel geraakt. Waar ligt het
gevaar hierbij. Bij modern kruit is het eerder toevallig dat een dergelijk schot voorkomt, maar door
slechte opslag van munitie kan een heel lot 'slecht' worden. Indien een doosje van zulke munitie in de
handen terecht komt van een beginnende schutter, dan zal die waarschijnlijk niet direct in de gaten
hebben dat hij met slechte munitie aan het schieten is (beginnende schutters raken immers niet altijd de
kaart). Het kan zijn dat er kogels bijzitten die niet uit de loop van het wapen geraken en indien er dan
nog een schot wordt afgevuurd, zijn de gevolgen niet te overzien.
De vraag is uiteraard, kan men zich wapenen tegen zulke gevallen. Namelijk, een schot dat niet tot aan
de doelen geraakt, zal uiteraard zand doen opwaaien voor het doel en zal ook minder krachtig zijn qua
geluid en vuur.
In beide gevallen moeten de medeschutters onmiddellijk ingrijpen en de schutter op de hoogte stellen
van de ernst van de situatie. Ingeval dat er een projectiel in de loop blijft steken (bij twijfel altijd
controleren en de veiligheidsvoorschriften respecteren)moet hij/zij verboden worden verder te schieten,
totdat de kogel uit de loop verwijderd is en de schutter andere munitie gevonden heeft.
c) De categorie van de gevaarlijke.
Deze haperingen kan men onmogelijk zien, voelen of horen aankomen, vermits het hier meestal gaat om
zware technische mankementen, meestal ten gevolge van een productiefout (die ook niet werd
opgemerkt in de proefbank ), of ontstaan door slijtage.
Soms zijn deze ook te wijten aan foutieve munitie.
Disciplines
a) Mogelijke disciplines
De St. Jorisgilde gebruikt een schietstand waarop in principe alle mogelijke disciplines kunnen beoefend
worden, gaande van internationaal en nationaal erkende disciplines (koge1karabijn 50m, ... ) over
disciplines-eigen-aan-het-huis, zoals (zwaar kaliber geweer, ordonnantiegeweer, …) tot de vrije
disciplines (bench-rest, …)
De schutters die internationaal of nationaal erkende disciplines beoefenen (ook de wedstrijdschutters
genoemd), zijn genoodzaakt zich te houden aan de regels opgesteld door hun/haar federatie, betreffende
kaarten, munitie, wapens, tijd, ….
Dan zijn er uiteraard nog de amusements- of vrijetijdsschutters, die niet geïnteresseerd zijn, noch in
wedstrijden, noch in criteriums, en die gewoon een schotje komen lossen in hun vrije tijd.
Het is dus best mogelijk dat die leden een bepaalde discipline beoefenen zoals voorgeschreven door de
federaties, maar er zijn er andere die zich aan deze reglementen niet storen. Dat is hun goed recht, zolang
zij geen gevaar opleveren voor henzelf en hun omstaanders, en dat zij geen schade toebrengen aan de
schietstand. Zo mag men dus op gelijk welke schijf schieten, ook op silhouetten (geen afbeeldingen van mensen), die
een maximale grootte hebben van een gebruikelijke kaart.
Uitrusting en munitie
a) Het is verboden de schietstand te betreden met wapens die niet reglementair werden aangekocht
of ingeschreven.
De raadsleden van de St. Jorisgilde hebben het recht om controles uit te voeren op de rechtmatigheid van
een wapen dat een persoon bij zich heeft, en overtreders zullen de schietstand moeten verlaten.
Met de wetgeving moet extra voorzichtigheid geboden worden. Het is nu mogelijk sommige wapens
zonder vergunning aan te kopen, indien men het enkel gebruikt als verzamelobject. Wil men het
gebruiken om te schieten, dan moet men een vergunning aanvragen om de munitie te mogen aankopen
en er mee te schieten.
b) Het is verboden te schieten met wapens die technisch niet in orde zijn.
Hierin schuilt het gevaar dat er zo een gevaarlijke hapering ontstaat, die de schutter en zijn omstaanders
schade en leed kan toebrengen.
Onderhoud schietstanden
a) Na iedere schietoefening, zal de schutter de schietbaan opruimen en zich ervan vergewissen dat
de lege patronen, verpakking en papieren opgeraapt en in de daartoe bestemde verzamelkratten
gedeponeerd worden.
Na iedere schietoefening moet een schutter dus lege hulzen en verbruikte kaarten in de daartoe bestemde
kratten deponeren. Ook moet hij kaders en andere hulpmiddelen, die hij gebruikt heeft bij het schieten,
terug opbergen op de daarvoor voorziene plaats.
Daarbij komt, volgens de wet en het militair reglement, dat iedere schutter verplicht is de lege patronen
op te rapen. Indien bij controle door bevoegde instanties er toch hulzen gevonden worden, dit
verregaande gevolgen kan hebben voor de vereniging. Dus, schutters moeten (nieuwe) leden wijzen op
deze wet.
Optreden tegenover overtreders
a) Medeschutters MOETEN optreden als ze een fout vaststellen en alleen wanneer zij een fout
vaststellen.
Elke schutter moet onmiddellijk optreden tegenover een schutter indien hij een overtreding opmerkt.
Een schutter mag niet wachten met de opmerking te maken, totdat de schietsessie afgelopen is.
Een schutter mag eveneens niet ageren op een klacht van een andere schutter.
Straffen op overtredingen
a) Iedere schutter dient zich steeds te houden aan de opmerkingen van de raadsleden, en zal zonder
protest de opmerking naleven.
Indien verantwoord, kan ieder persoon aanwezig op de schietstand, het staken van het vuren bevelen,
indien er gevaar bestaat voor zichzelf, de betrokkene, de medeschutters, de omstaanders of de
schietstand.
b) Indien een persoon een gevaarlijke toestand schept, zal hij/zij zich moeten verantwoorden bij de
Raad van de St. Jorisgilde.
De raadsleden zijn immers gemachtigd sancties op te leggen aan de leden en dit onder de vorm van
berisping, tijdelijke schorsing of zelfs uitsluiting uit de Gilde.
c) Ieder geval niet voorzien in de reglementen wordt beslecht door de raadsleden van de
St. Jorisgilde.
Bijkomende regels
a) Iedere schutter moet een bewijs kunnen voorleggen dat hij verzekerd is.
Al de leden van de St. Jorisgilde zijn verzekerd bij De Federatie. Als bewijs daarvan worden jaarlijks
nieuwe federatielidkaarten afgeleverd
Elk lid is verplicht deze kaarten bij zich te hebben bij ieder bezoek aan de schietstand.
b) De toegang tot de schietstand is verboden aan alle personen die geen lid zijn van de Gilde of er
niet te gast zijn.
Het is normaal dat enkel leden van de St. Jorisgilde gebruik mogen maken van de aangeboden
faciliteiten, ze betalen er immers lidgeld voor.
Maar, dit belet niet om andere personen op de schietstand toe te laten zoals bezoekende schutters van
andere verenigingen en potentiële nieuwe leden. Nieuwe leden mogen immers eerst een aantal keer de
accommodatie bezoeken vooraleer zij moeten beslissen om lid te worden. Deze mensen zullen voortaan
opgevangen worden door een raadslid en vooraleer zij de schietstand betreden moeten zij de nodige
formaliteiten afleggen. Gasten mogen de schietstand enkel betreden onder begeleiding van een raadslid.
c) Volgende personen zijn eveneens niet toegelaten op de schietstand:
- personen die de leeftijd van 18 jaar niet bereikt hebben,
- personen die de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben maar niet vergezeld zijn van een raadslid
d) Iedereen (ook gasten) die de schietstand bezoekt, noteert naam en uur van aankomst in het
daartoe bestemde register en dit bij het betreden van de schietstand.
OPMERKINGEN.
De sancties kunnen mondeling of schriftelijk meegedeeld worden en leiden tot een berisping, een
tijdelijke schorsing en zelfs uitsluiting zonder dat de Raad van de Sint Jorisgilde aan wie ook
verantwoording moet afleggen. Een schutter die meent het slachtoffer te zijn van een oneerlijke
bestraffende maatregel, kan steeds schriftelijk beroep aantekenen bij de voltallige raad. Ieder lid heeft
echter de verplichting zich rekenschap te geven dat hij deel uitmaakt van een grote schuttersfamilie en
dan ook een vriendschappelijke, eerlijke en sportieve houding dient aan te nemen tegenover de andere
gildeleden en genodigden.
Veiligheids reglement